Ieder kwartaal laten wij een door de wol geverfde Indische onderzoeker aan het woord, dit maal Jan-Karel Kwisthout, die uitgebreid heeft gepubliceerd over de geschiedenis van Depok, tegenwoordig een buitenwijk van Jakarta. Wij vragen hem wat hem inspireerde en hoe hij aankijkt tegen de huidige aandacht voor Depok in Nederland.
Wanneer bent u begonnen met het onderzoeken van uw Indische geschiedenis?
Tijdens mijn rechtenstudie in Leiden stuitte ik bij toeval op de naam Chastelein, en daarmee begon mijn zoektocht naar de ontstaansgeschiedenis van Depok en de familiegeschiedenis van de stichter van Depok, Cornelis Chastelein. Een zoektocht die omstreeks 1985 begon en nog steeds niet is afgerond. Een zoektocht waarin ik zowel de historie onderzocht en tegelijkertijd mijn Indische familiebanden ontdekte.
In mijn jeugd was het huis van mijn grootouders de plaats van samenkomst waar familie en vrienden elkaar ontmoetten. Familiebanden met Indonesië werden toen nog per luchtpost en met cassettebandjes onderhouden. Het huis had Indische geuren, kleuren en klanken, waar altijd eten op het fornuis stond, waar gastvrijheid troef was en ooms en tantes ‘familie’ waren zonder dat ik de exacte familieverbanden goed kende. Vertrouwd en toch onbekend. De verhalen die er werden verteld verwezen naar een wereld die vertrouwd klonk en voelde, en waar ik als ‘cucu’ deel van uitmaakte. Dat maakte mij nieuwsgierig. Er werd veel gesproken over Depok en de familie in Indonesïe, ondanks dat familienamen zoals Laurens, Jonathans, Isakh, Loen of Leander, niet erg Indonesisch klonken. Hun voornamen waren dat duidelijk wèl. Ze heetten Tata, Nonnie, Aät, Oö, Dede, Toet of Titi; koosnamen van welluidende en Europees-klinkende voornamen.
Naarmate meer familieleden overleden, verdwenen ook hun verhalen waarin hun verleden in Indië centraal stond, dat steeds met Depok was verbonden. Waarom woonden zij in Nederland terwijl hun hart lag bij hun geboorteland en hun geboorteplaats Depok. Dat intrigeerde mij. Wat was Depok en wie waren de Depokkers?
Mijn grootmoeder was een Depokse vrouw, getrouwd met mijn grootvader Barend Kwisthout, die in 1937 zijn geboorteplaats Breda verliet om als KNIL-militair naar Indië te gaan. Hij ontmoette in Batavia een meisje uit Depok, Johanna Eleonora (Adeen) Laurens, met wie hij zich in het najaar van 1938 verloofde. Op 17 mei 1939 trouwden zij in Batavia. Nadat de Japanse troepen op 1 maart 1942 op Java landden, capituleerde het KNIL op 8 maart 1942. Barend werd als krijgsgevangene geïnterneerd door de Japanners en zijn vrouw bleef alleen in Batavia achter, in verwachting van haar tweede kind. Barend belandde in het Japanse krijgsgevangenkamp Ashio-1 (Tokyo-9B1). Hij overleefde zijn krijgsgevangenschap en keerde in 1946 terug naar Batavia, waar hij zijn vrouw en kinderen terugvond in Depok, de geboorteplaats van mijn grootmoeder. Barend werd als KNIL-militair in Batavia gelegerd en in april 1948 werd hij naar Pontianak (Kalimantan) overgeplaatst waar hij tot 1950 met zijn gezin woonde en werkte. In juli 1950 werd het KNIL opgeheven. Barend trad in dienst bij het regiment intendancetroepen van de Koninklijke Landmacht en met zijn gezin verliet hij Pontianak en repatrieerde hij via Batavia naar Nederland. Pas na het overlijden van mijn grootouders ontdekte ik de elfde generatie te zijn van de vrijgemaakte slaven van Cornelis Chastelein.
Wat inspireerde u destijds? Op welke vragen wilde u een antwoord vinden?
Ik wist vrijwel niets van Nederlands Indië en kende slechts een verfomfaaide kopie van een oud testament dat thuis lag tussen de paperassen. Het testament had iets te maken met Depok, en dus met mijn familie, maar wat? Wie was die Cornelis Chastelein uit het testament? Hij was geen familie. Maar hoe zat het dan? In mijn familie deden weliswaar verhalen over Depok de ronde maar niemand kon mij het fijne uitleggen. Eén centraal element keerde echter in alle verhalen telkens terug. Het land Depok was ooit gesticht door een Hollander die zijn christenslaven na zijn dood in vrijheid stelde. Zij hebben generaties lang op het land Depok gewoond en geleefd. Hun christelijke traditie, hun cultuur en hun gezamenlijke afkomst bepaalt tot op de dag van vandaag hun verwantschap.
Mijn nieuwsgierigheid naar de geschiedenis van Depok en de familie Chastelein werd groeide. Ook wilde ik de identiteit van Depokse mensen leren kennen. Mijn onderzoek richtte zich op drie hoofdvragen:
- Waar lag Depok, hoe is het land Depok ontstaan en ontwikkelde het in de loop der eeuwen ontwikkeld?
- Wie was de stichter van Depok, Cornelis Chastelein, en waarom heeft hij Depok gesticht?
- Wat gebeurde er met Depok en de Depokkers gebeurd tijdens en na de revolutietijd?
Mijn eerste publicatie over Depok was een tijdschriftartikel over een zilveren schenkbord dat na zijn overlijden in 1714 was gemaakt in Batavia, ter gedachtenis aan Cornelis Chastelein. Het bevatte een allegorische voorstelling waarin de stichting van Depok en de vorming van de Depokse gemeenschap worden gesymboliseerd. Drie eeuwen lang was de betekenis ervan onbekend.
De allegorie bevat een veelzijdige symboliek. De man op de tombe stelt uiteraard de overleden Cornelis Chastelein voor. Het gesloten boek is de bijbel maar symboliseert ook het beëindigde leven, evenals het half neergelaten gordijn op de achtergrond. De dood is afgebeeld als een geraamte, steunend op de spade waarmee het graf is gedolven. Boven het tafereel zweeft Saturnus op een wolk, die de tijd personifieert. Zijn zeis en zandloper zijn zinnebeelden van de tijd. Zijn opgeheven vinger zegt: memento mori!
Kunsthistorici kenden echter niet de betekenis van het meisje dat aan de figuur op de tombe een bloem aanbiedt en met haar hand een gebaar maakt in de richting van de bossage achter haar. Zij staat symbool voor de Depokse gemeenschap en verbeeldt hun eerbetoon aan Chastelein. Hij stichtte hun gemeenschap, stelde hen in vrijheid en liet hen het land Depok in gemeenschappelijk eigendom na. Die symboliek was enkel te begrijpen voor wie de Depokse geschiedenis kende. Vandaar mijn eerste publicatie. Nadien volgden andere zoektochten en publicaties, over de Depokse geschiedenis, het familiewapen van Chastelein, slavernij in de Bataviase ommelanden in de zeventiende eeuw en inmiddels ook over de familie Chastelein[1].
In ‘Sporen uit het verleden van Depok, een nalatenschap van Cornelis Chastelein (1657-1714) aan zijn vrijgemaakte christenslaven’ besloot ik mijn verzamelde kennis over de ontstaansgeschiedenis van Depok te beschrijven en te delen. U ziet, ik spreek over slaven en niet over ‘tot slaaf gemaakten’. We spreken immers ook gewoon over verkeersslachtoffers en niet over tot verkeersslachtoffer gemaakten!
De Depokse geschiedenis tijdens de revolutietijd beschreef ik in ‘De Mardijkers van Tugu en Depok, vrijmaking, bevrijding en merdeka’. Wat nog ontbrak was een beschrijving van de familie Chastelein. Een familiekroniek daarover publiceerde ik dit jaar als het voorlopige sluitstuk van mijn historisch avontuur. Parallel kwam ik meer te weten over mijn eigen familie. Bovendien bleek Depok een “verwaarloosde zuster” te hebben. Dat was Tugu; ook een gemeenschap van nazaten van vrijgemaakte slaven. Een gemeenschap met nauwe banden en verwantschappen met de Depokkers, met een geschiedenis die nader onderzocht en beschreven moet worden. Gelukkig worden daartoe inmiddels mooie initiatieven ondernomen.
Door ruim drie eeuwen ‘oral history’ zijn zowel de Tugunezen als de Depokkers bekend met hun eigen verleden. Over Depok vond ik primaire brondocumenten en secundaire literatuur die ik wilde ontsluiten en waarmee ik de ‘oral history’ wilde toetsen en de geschiedenis voor een breder publiek wilde beschrijven. Het is een fantastische traditie als mensen verhalen overleveren over hun voorouders, over geschiedenis en over hun herkomst. De Depokkers waren meesters in het verhalen vertellen. Overleveringen die van generatie op generatie hun weg vonden. Een rijke ‘oral history’ over wie zij zijn, waar zij vandaan komen en hoe zij, verdeeld in twaalf families, aan elkaar verwant zijn: Bacas, Isakh, Jacob, Jonathans, Joseph, Laurens, Leander, Loen, Samuel, Soedira, Tholense en Zadokh. Elke nieuwe generatie voegde een stukje toe aan die overlevering maar ook veranderen de verhalen in loop de tijd of verdwenen onderdelen in de vergetelheid. Zo ging dat ook bij de verhalen van de Depokkers en die traditie is inmiddels omgevormd in een traditie van ‘written history’. Depokkers schrijven inmiddels ook zelf over hun geschiedenis[2].
U heeft uitgebreid gepubliceerd over de Depokse gemeenschap, die is ontstaan uit vrijgemaakte Christenslaven. Slavernij in Indië is een “hot topic” tegenwoordig, en er is een beweging om hiervoor excuses te maken. Hoe kijkt u hier tegenaan?
Slavernij in het algemeen, en ook slavernij in Indië, zijn momenteel inderdaad een “hot topic”. Toch voel ik mij ongemakkelijk in het ongenuanceerde digitale denken daarover waarbij vooral meningen domineren en nuance en verdieping er minder toe lijken te doen.
Laat ik voorop stellen elke vorm van slavernij, onderdrukking, vrijheidsberoving en uitbuiting verwerpelijk te vinden. Ik heb echter geen behoefte om in de gepolariseerde slavernijdiscussies mijn mening toe te voegen over het verleden. Er heerst momenteel een welhaast activistische tendens om morele oordelen uit te spreken over gebeurtenissen en gedragingen uit het verleden. Daarbij bestaat nauwelijks ruimte voor nuance. Door oppervlakkigheid lijkt er vooral aandacht te zijn voor meningen over bepaalde positieve of negatieve aspecten uit de geschiedenis. Mijn interesse ligt echter vooral in het zoeken naar historische achtergronden, context en het belichten van verschillende perspectieven. Daarom juich ik onderzoek naar het slavernijverleden toe maar vind ik de roep om excuses of compensatie een uitvloeisel van een (te) gepolariseerd debat dat vaak minder met geschiedenis van doen lijkt te hebben en meer een middel lijkt om over misstanden uit het verleden een morele of politieke uitspraken af te dwingen. Ik constateer dat het verdeeldheid en tegenreacties oproept en vaak niet leidt tot verbinding. Zelden is de Indische gemeenschap, of de gemeenschap van Indische Nederlanders (ik weet inmiddels echt niet meer wat de politiek correcte term is) zo verdeeld en gefragmenteerd geweest als tegenwoordig.
Om de geschiedenis te begrijpen moet eerst zorgvuldig en navolgbaar onderzoek worden gedaan om gebeurtenissen, gedragingen en ideeën in een perspectief te kunnen plaatsen, alvorens het verleden in een context kan worden geïnterpreteerd. Daarbij kunnen accenten worden gelegd die in de tijd steeds veranderen. Daarom is geschiedenis levend en fascinerend en ben ik terughoudend met meningen, kwalificaties of interpretaties.
Wrange voorbeelden van het tegendeel zien we in Museum het Sophiahof (Den Haag) waar een tentoonstelling over Depok is te zien van dezelfde gastcurator die in 2019 in het West-Fries Museum een tentoonstelling maakte. Slavernij staat volop in de aandacht en omdat Depok een gemeenschap was van vrijgemaakte christenslaven, meende zij een aantrekkelijk thema te hebben gevonden om naam mee te maken. De tentoonstellingen zijn gebaseerd op twijfelachtige vooringenomen meningen en nauwelijks op deugdelijk onderzoek. Informatie van anderen werd gepresenteerd als het resultaat van eigen werk en bronnen worden nauwelijks vermeld. De ‘oral history’ en publicaties van Depokkers over hun geschiedenis wordt verzwegen. Hun storyline luidde namelijk: “wij geven Depokkers hun geschiedenis terug” en brengen “de vergeten geschiedenis” aan het licht. Het West-Fries Museum schreef: “Deze tentoonstelling vertelt de vrijwel onbekende geschiedenis van een bijzondere Indische gemeenschap”. De makers schreven in National Geographic Magazine “Het vergeten verhaal van de Depokkers” en beweerden: “dit komt nu pas aan het licht”. Het tegendeel is echter het geval!
Zonder adequaat onderzoek of bronverwijzingen wordt daar een discutabele verhaallijn met een bedenkelijke beeldvorming over de Depokse gemeenschap gepresenteerd:
- De Depokkers hebben hun ontstaansgeschiedenis deels verzonnen of geromantiseerd;
- Christendom was een voorwaarde voor hun invrijheidstelling en hun recht op Depok;
- Depokse christenen gedroegen zich intolerant ten opzichte van inheemse moslims en superieur ten opzichte van de hen omringende niet-christelijke, inheemse bevolking;
- De Depokkers vernederlandsten onder leiding van de zendeling J. Beukhof om er maatschappelijk beter en welvarender van te worden;
- Depokkers keken neer op de niet-christelijke inheemse bevolking en hebben door hun religieuze intolerantie en superieur gedrag de gewelddadigheden uit de Bersiaptijd over zichzelf afgeroepen.
Deze falsificatie van een goed gedocumenteerde geschiedenis stigmatiseert de Depokse gemeenschap op onterechte gronden. Ook wordt de geschiedenis gereduceerd tot één enkele tegenstelling over de stichter van Depok: “weldoener of slavendrijver”. De Depokkers wordt impliciet naïviteit verweten door te stellen dat zij hun vrijheid en hun bezit aan Chastelein te danken hadden en hem daarom als “weldoener” beschouwden. Daar wordt tegenover gezet de kwalificatie van hun stichter Chastelein als “slavendrijver”, zonder toelichting en klaarblijkelijk om zijn intenties in diskrediet te brengen. Dat gebeurt enkel met een autoriteitsargument: “Volgens sommige historici is Depok vooral een egoïstisch, sociaal en religieus experiment”. Wat niet wordt vermeld is dat er geen historicus bestaat aan wie die opvatting kan worden toegeschreven, behalve wellicht de gastcurator die zich met deze mening verschuilt achter “sommige historici”. Tegenstellingen oproepen blijkt dus een effectieve manier te zijn om de aandacht te trekken. Onderscheid maken tussen feiten en fictie is daarbij van ondergeschikt belang.
Familieonderzoek betekent vaak van de ene in de andere verbazing vallen. Heeft u een voorbeeld van uit uw eigen onderzoek in (Nederlands-) Indië? Mag ook twee.
Toen ik in 2007 mijn eerste boek publiceerde ‘Sporen uit het verleden van Depok’ was ik nog nooit in Depok geweest. Ik wist kende het dorp als een historisch studieobject. Toen ik berichten uit Depok kreeg van mensen die ervan hadden gehoord, moedigden zij mij aan om Depok te bezoeken. In 2008 bezocht ik Depok voor het eerst. Dat voelde als thuiskomen! De onderstaande foto toont mijn eerste ontmoeting met mensen die elke Depokse familie vertegenwoordigden.
Twee ervaringen waren daarbij verbazingwekkend. Ik kende bij aankomst in Depok niemand en na een verblijf van enkele dagen, bleek het halve dorp familie te zijn en vertrok ik huiswaarts met een grotere familie dan ik ooit voor mogelijk hield. Lopend door de straatjes in Depok, werd ik in het Nederlands aangesproken: “Dag meneer, vanwaar komt u?” Elk praatje leidde tot een hartelijk en belangstellend gesprek want een ‘belanda’ in achterafstraatjes van Depok trok bekijks. Tot mijn verbazing beschikten velen over een kopie van mijn boek, gekregen uit Nederland. Mensen wilden weten wie toch de schrijver was en vrijwel elk gesprek eindigde met de constatering dat er op de een of andere manier een connectie bestond tussen mijn familie en de persoon die ik ontmoette. Ik werd een van hen en was thuis in Depok.
Een andere bijzondere ervaring was dat de mensen vertelden dat voor het eerst hun ‘oral history’ was beschreven en gedocumenteerd. Om politieke redenen werd die in Indonesië als reliek uit de koloniale tijd beschouwd en zelfs regelmatig ontkend. Eindelijk, zo vertelden zij, was er onderzocht en gepubliceerd over hun geschiedenis en was er aandacht voor wat hun identiteit bepaalde. Zij hielpen het boek te vertalen en in het Indonesisch uit te geven, zodat het ook in hun eigen taal beschikbaar kwam.
Waar heeft u zich het afgelopen jaar het meest mee beziggehouden?
Het moeilijkste onderdeel van mijn onderzoek naar de geschiedenis van Depok was de periode van de Tweede Wereldoorlog en de daaropvolgende Bersiaptijd; een periode waarin de Depokse gemeenschap zelfs werd bedreigd in haar voortbestaan. Over die periode waren nauwelijks bronnen toegankelijk en werd vanwege politieke tegenstellingen en gevoeligheden nauwelijks gesproken. Omdat er niet één werkelijkheid bestaat over die tijd, heeft mij het mij veel tijd en moeite gekost om die periode evenwichtig en voldoende genuanceerd te beschrijven. Uiteenlopende gezichtspunten, kenmerkend voor die tijd, hadden de samenleving immers verdeeld en verscheurd. Dat de meeste Depokkers destijds geen uitgesproken opvattingen hadden in de maatschappelijke discussie over onafhankelijkheid van Indonesië, werd hen, dat evenzeer als hun loyaliteit aan het Nederlandse bestuur kwalijk genomen. Zij werden, evenals als talloze Euraziaten, geconfronteerd met het tragische dilemma van een gedwongen nationaliteitskeuze.
Toch heb ik geprobeerd met voldoende nuance en oog voor de uiteenlopende gezichtspunten die periode te beschrijven in ‘De Mardijkers van Tugu en Depok, vrijmaking, bevrijding en merdeka’. De parallel met de Tugu-geschiedenis was uitgerekend voor dat thema relevant zodat ik in dat boek de overeenkomsten en verschillen kon beschrijven en een verbinding tussen de Depok en Tugu kon maken.
Het afgelopen jaar stond vooral in het teken van het enige onderwerp dat nog niet goed beschreven was.. Ik beschikte over fragmenten uit de familiegeschiedenis van Cornelis Chastelein, maar het ontbrak nog aan een volledige en coherente beschrijving. Ik dacht er aanvankelijk een tijdschriftartikel van te kunnen maken, maar dat liep uit de hand. Opnieuw werd het een boek: ‘Een kroniek van de familie Chastelein’. Daarin kon ik een genealogische puzzel compleet maken. Het schrijven van deze kroniek was dan ook een groot plezier. Het is vooral een bronnenpublicatie geworden voor verder historisch en genealogisch onderzoek.
Na het uitkomen van uw laatste boek, “De Kroniek” wat zijn uw plannen voor de komende tijd?
Ik heb ik nog geen concrete plannen maar ik denk erover om van mijn eerdere publicaties te actualiseren met voortschrijdende inzichten als een integrale publicatie over Depok en Chastelein. Een ander plan is om onderzoek te doen naar de geschiedenis van Tugu te doen, want daar ligt nog veel braakliggend terrein.
[1] Publicaties Jan-Karel kwisthout:
- De schenkpirings ter nagedachtenis aan Cornelis Chastelein, Antiek, 1989, pag. 342;
- Sporen uit het verleden van Depok, Een nalatenschap van Cornelis Chastelein (1657-1714) aan zijn vrijgemaakte christenslaven, 2007;
- Heraldiek op prenten, portretten en porselein, Chastelein: Heraldisch Tijdschrift, 2018, nr.1, pag. 4 e.v.;
- De Mardijkers van Tugu en Depok, vrijmaking, bevrijding en merdeka, 2018;
- Een kroniek van de familie Chastelein, 2020.
[2]– Yano Jonathans, Depok Tempo Doeloe, Portret Kehidupan Social, & Budaya Masyarakat, 2011;
- Wenri Wanhar, Gedoran Depok, Revolusi sosial di Tepi Jakarta 1945-1955. 2011;
- Ronald M. Jonathans, Sang penemu Depok, 2012;
- Irsyam, Tri Wahyuning, Mudaryanti, Berkembang Dalam Bayang-Bayang Jakarta: Sejarah Depok 1950-an-1990-an, 2016.
Kennis gemaakt met Jan Karel Kwisthout, door het artikel in het eerste deel van het boek Kind in Indië.
Zelf ben ik een van de geïnterviewde. Verrassend en sympathiek was het om dit te lezen! ik voelde me weer thuis!
Doordat ik de laatste tijd zo weinig gastlessen heb mogen geven, kwam ik op het idee het boek Kind in Indië
aan 5 scholen in Nederland aan te bieden. 2 in Amsterdam, 2 in Den Haag en 1 in Gennep. zo bereikt deze geschiedenis toch nog een groot aantal geïnteresseerden.
Met vriendelijke groet,
Lidy Movig
Op de foto die een aantal jaren geleden in Depok is genomen, herken ik mijn oom Dolf Jonathans en oom Otto
Misseijer. Oom Dolf is de oudste nu 89 jaar, nog in leven zijnde Depokker in Depok en ik heb nog een oom Jonathans nu 94 jaar, de oudste nog in levende Depokker wonend in Nederland.
Veel informatie over familie en Depok heb ik via hem verkregen; ik wil u graag in contact brengen met hem.
Oom Dolf heeft me destijds ook over uw boek en visite aan Depok verteld; erg interessant en een mooie historie.
Mijn hartelijke groeten,
Sonja de Koning-Jonathans