Een Javaanse prinses als stammoeder van de Indische familie Coenraad?

2
3516
> KLIK OP DE TITEL VAN DIT ARTIKEL OM EEN REACTIE ACHTER TE LATEN OF OM EERDERE REACTIES TE LEZEN <

Let op: lang artikel!

In 2005 verscheen het 13e deel van Nederlandse Genealogieën. Dit deel bevat onder meer een bijdrage van R.P.N. Coenraad (pag. 58-115), bestaande uit een genealogie van zijn familie met een korte inleiding daarop (hierna aangeduid als: Genealogie Coenraad). Een en ander had destijds mijn extra belangstelling omdat het een Indische familie betrof. Bovendien een familie, waarvan een van de twee hoofdtakken door huwelijk verwant is aan de familie van mijn moeder (Burgemeestre). De auteur behoort tot die tak en is dus (verre) familie van mij.

Daarnaast werd mijn aandacht getrokken door de mededeling dat ‘verhalen in verscheidene takken van de familie’ de ronde deden. Een voorvader zou volgens die verhalen getrouwd zijn met een dochter van de soesoehoenan van Soerakarta. Daarbij zou het gaan om Pakoe Boewono III, die regeerde van 1749-1788. Met de voorvader werd gedoeld op Joseph Thomas Coenraad (1736-1799), de Indische stamvader. Een Javaanse prinses als stammoeder van de Indische Coenraads dus. Dat maakt nieuwsgierig.

Voor de Genealogie Coenraad zijn twee bronnen van belang. In de eerste plaats een antwoord van P.A. Christiaans in de vragenrubriek van De Indische Navorscher 1991 (pag. 12-17). Christiaans was destijds redacteur van toen nog het kwartaalblad De Indische Navorscher en reageerde op een vraag betreffende de familie Coenraad. Hij deed dit in de vorm van een beknopte genealogie van deze familie. Als tweede bron diende een typoscript, opgesteld door R. de Geus met als titel ‘De geschiedenis van de familie Coenraad’. Een fotocopie is te vinden in het dossier Coenraad (map I) in de collectie familiedossiers bij het CBG.

Destijds wilde ik al op bovengenoemde bijdrage ingaan, maar door omstandigheden kwam het er niet van. Mijn reactie bleef dus op de ‘plank liggen’. Het onderwerp Javaanse prinses als partner van (Indo-)Europese mannen houdt mij met pieken en dalen al jaren bezig. Na een dal, is er op dit moment weer een piek. Vandaar nu dit artikel, dat wil bijdragen aan de kennis over de ‘Indische start’ van de familie Coenraad. Asal Oesoel is daarvoor natuurlijk een uitstekend medium. Het bereik is groot en iedereen die dat wil kan direct reageren en is daartoe hierbij ook van harte uitgenodigd.

Het bovengenoemde typoscript van De Geus bestaat uit dertien pagina’s inleiding en zeven pagina’s genealogie. De auteur doet daarin verslag van zijn onderzoek. Zijn relaas doet op veel plaatsen echter nogal ‘eenvoudig’ aan. Ik bedoel dit niet respectloos, maar om aan te geven dat deze bron volgens mij met de nodige scepsis moet worden gebruikt. Dit ook omdat de auteur voor zijn bevindingen geen bronnen noemt. De hiernavolgende passages laten volgens mij zien wat ik bedoel.

[pag. 9]

‘En zo hebben we dan eens een wandeling gemaakt door de geschiedenis van ons gezinsleven en zijn we gekomen aan de dag van vandaag. Ik stel er altijd zeer veel prijs op om de mensen voor wie ik een familieverhaal mag samenstellen, in de juiste stemming te brengen. Het is absoluut fataal om een geschiedenis van bijvoorbeeld 1642 te gaan bekijken met ogen van anno 1982 (het typoscript/onderzoek dateert dus kennelijk van dit jaar, RdN). Dan ga je er onherroepelijk afstandelijk tegenover staan en waait het hele begrip langs je heen.’

[pag. 9]

‘Met opzet heb ik flink uitgehaald over huwelijk en samenwonen, want dat wordt nog wel eens uit z’n verband gehaald. Onze voorouders, die ons altijd met een soort aureooltje werden afgeschilderd, waren heus niet van die beste, brave gereformeerde of katholieke mensen. Ze waren net zo ondeugend als wij en onze kinderen, misschien wel veel ondeugender en het is beslist zinloos om steeds maar te beweren dat die jeugd van tegenwoordig zo slecht is. Helemaal niet!’

[pag. 10]

‘Inderdaad, het verst dat ik kon reiken was het jaar 1685 en dat is een heel eind. Als we bedenken dat de meeste nederlandse stambomen niet verder kunnen gaan dan het jaar 1648, de Vrede van Munster omdat na deze vrede eerst weer administraties konden worden opgezet.’

[pag. 10-11]

‘Joseph Thomas Coenraad (de stamvader van de Indische tak, volgens zijn grafschrift te Soerakarta in Brünn (thans Brno) geboren op 6 december 1731, RdN) trad in dienst van de VOC en we vinden hem dan terug als opperchirurg (lees: opperchirurgijn, RdN) te Soerakarta. De VOC was wel zo verstandig om een zo waardevolle chirurg naar één van de Vorstenlanden te sturen, want de steun van de Indonesische vorsten kon de Compagnie niet ontberen. Een medisch professor (sic!, RdN) was zeker in die tijden een hooggewaardeerd ambassadeur.’

[pag. 11]

‘In de kraton werd hij vanzelfsprekend meer gezien als de lijfarts van de soesoehoenan. Na aankomst van Joseph Thomas Coenraad in Indië in 1759 bleek dat kort tevoren de Derde Javaanse Successie-oorlog was geëindigd, welke had geduurd van 1749 tot 1755 en had geleid tot de splitsing van het Rijk Mataram en de stichting van de staten Soerakarta en Djocjakarta. De vorst van Solo (verkorte benaming van Soerakarta, RdN) was vooral in die eerste jaren van zijn gezag nogal soepel jegens de Hollanders en overlaadde hen met gunsten en geschenken, zo zelfs dat hij onze Joseph Thomas één van zijn beeldschone dochters schonk! Sceptici behoeven dit echt niet in twijfel te trekken, want kort geleden vond ik voor een andere familie ook een huwelijk van een Hollander met een dochter uit de Kraton (het paleis van de soesoehoenan, RdN); waarom ook niet. Helaas weten we de naam van deze schone prinses niet en zullen we dat ook nimmer te weten komen.’

[pag. 11]

‘Alles wat we weten is dus dat Joseph Thomas Coenraad, opperchirurg te Soerakarta was, in dienst van de VOC en lijfarts van de Soesoehoenan en dat hij uit dank voor de vele bewezen diensten in 1761 (in de door De Geus opgestelde genealogie werd zelfs de exacte datum – 12 augustus van dat jaar – vermeld, RdN) mocht trouwen met een dochter van Zijne Keizerlijke majesteit Pakoeboewana III (de vorsten van Soerakarta (soesoehoenan) en Djokjakarta (sultan) stamden uit het vorstengeslacht dat eens over het Javaanse rijk Mataram regeerde; de VOC duidde de vorst van Mataram aan als de keizer van Java, RdN). Uit deze verbintenis werden maar liefst 6 kinderen gebo[ren].’

[pag. 13]

‘Nu weet ik wel, sommige mensen zullen zeggen dat het erg gemakkelijk is om te beweren dat de stamvader Coenraad met een dochter uit de kraton is gehuwd, maar gelukkig kunnen wij dat bewijzen. Hoge ambtenaren van de VOC huwden waarachtig niet zomaar een Ind[onesische] vrouw, doch dat waren wel degelijk adellijke dames. En het feit dat de Soesoehoenan aan Joseph Thomas een dochter schonk, herhaalde zich toevallig nog eens zo’n 80 jaar later. Toen ik de stamboom van de familie Mafioli (De Geus doelde op de familie Mafficioli del Castelletto, waarvan door mij een genealogie werd gepubliceerd in De Indische Navorscher 2011) samenstelde, ontdekte ik eveneens dat de stamvader, een Italiaanse marine-arts, tevens lijfarts van de Soesoehoenan was en ook een dochter trouwde (dit is een onbewezen familieverhaal, RdN). Dus, U ziet, niets nieuws onder de zon; een normale zaak. Alleen Nederlanders (lees: personen die niet in Nederlandsch-Indië geboren zijn, RdN) die niet op de hoogte zijn met Ind[ische] toestanden, zullen twijfelen. Maar ja, twijfelaars moeten er ook zijn, nietwaar? In elk geval kan de familie Coenraad met een gerust hart zeggen dat zij koninklijk bloed in hun aderen hebben en ik heb zo’n vermoeden dat dit bij de oudere Coenraad’s ook best bekend zal zijn. Hoogstwaarschijnlijk is dit de beroemde ”familiegeschiedenis” zoals er in elke familie een ”sterk” verhaal loopt, waar toch de kern van waar blijkt te zijn. Het is alleen de puzzel die kern te vinden en daar zijn we dan in geslaagd.’

Een bron die het familieverhaal over de Javaanse prinses zou kunnen bevestigen, is het testament dat Joseph Thomas Coenraad op 14 september 1796 maakte. Dit testament is bewaard gebleven en te vinden in de VOC-archieven (inventarisnr. 6897, testamentnr. 10329). Op 12 september 1799 was de testateur niet meer onder de levenden. De Raad van Justitie te Semarang oordeelde die dag dat zijn testament niet in strijd was met de wet en keurde de tenuitvoerlegging ervan goed.

Uit het testament blijkt dat de testateur gegageerd (d.w.z. gepensioneerd met behoud van volledige gage) opperchirurgijn en ongehuwd was, zijn ouders overleden waren en wettige kinderen ontbraken. Niets in het testament wijst er op dat hij met een Solose prinses was getrouwd. Onder de legatarissen bevond zich zijn huishoudster, de Javaanse vrouw Dophia (niet Sophia, RdN). Blijkens het testament had de testateur zes ‘natuurlijke en geadopteerde’ kinderen die met hun voornamen worden genoemd. Zij werden gezamenlijk tot universeel erfgenaam benoemd.

De vraag of Dophia ook hun moeder was, kan op grond van het testament niet worden beantwoord. Zij was in elk geval niet de moeder van alle kinderen. Dochter Rosina Josepha werd, een maand en twee dagen oud, op 24 juni 1775 te Soerakarta geadopteerd (niet geboren, zoals in de genealogie Coenraad wordt vermeld). Als haar moeder werd genoemd de Javaanse vrouw Siena (bron: Collectie Bloys van Treslong Prins van het CBG). Of Siena moeder van meerdere of misschien wel alle Coenraadkinderen was, is mij niet bekend.

Verder is uit de VOC-administratie bekend dat de testateur op 3 oktober 1752 als soldaat in VOC-dienst voor de kamer Amsterdam aan boord van het compagniesschip “Drie Papegaaien” naar Indië vertrok. De overtocht eindigde op 17 juni 1753 met zijn aankomst op de rede van Batavia. Bij zijn vertrek gaf hij op afkomstig te zijn uit Brünn (thans Brno in Tsjechië) (bron: Nat. Archief, Archieven van de V.O.C., Grootboek van het schip “Drie Papegaaien”, inventarisnr. 6296, fol. 316). De zoekpagina http://vocopvarenden.nationaalarchief.nl geeft overigens op dat hij afkomstig was uit Brig, wat dus op een leesfout moet berusten. Brig ligt in het Duitstalige deel van het Zwitserse kanton Wallis.

Joseph Thomas Coenraad deed in Azië als chirurgijn dienst en was laatstelijk in de kwaliteit van opperchirurgijn op een maandgage van 36 gulden te Soerakarta geplaatst (bron: Nat. Archief, Archieven van de VOC, Grootboek van het schip “Drie Papegaaien”, inventarisnr. 6296, fol. 316, 319-321, alsmede de jaarlijks opgemaakte en eveneens in de VOC-archieven berustende generale landmonsterrollen). Vermoedelijk overleed hij daar ook. Hij ligt begraven op de oudste begraafplaats bij de kraton. Zijn grafschrift, althans wat daarvan omstreeks 1930 nog leesbaar was, geeft aan dat hij in augustus (dag en jaar onleesbaar) overleed (bron: P.C. Bloys van Treslong Prins, Genealogische en heraldisch gedenkwaardigheden betreffende Europeanen op Java (Batavia 1934) 347).

1 Grafschrift

Uit de VOC-administratie blijkt ook dat hij op 1 september van dat jaar al dood was en een testament had gemaakt. Hij zal mede gelet op bovenstaand grafschrift op 31 augustus of kort daarvoor zijn overleden. De genealogie Coenraad geeft als overlijdensdatum foutief 12 sept. 1799 op. Dit is ongetwijfeld overgenomen uit het eerder al genoemde antwoord van Christiaans.

De Genealogie Coenraad is stellig waar Joseph Thomas Coenraad als lijfarts van de soesoehoenan wordt aangeduid. Zo staat in de inleiding: ‘Hij (Joseph Thomas Coenraad, RdN) vestigt zich daar als opperchirurgijn, wordt lijfarts van de soesoehoenan (sultan/keizer) van Soerakarta en woont in de kraton aldaar’. En in de genealogie zelf leest men bij Joseph Thomas Coenraad: ‘lijfarts van de soesoehoenan van Soerakarta’. Ongetwijfeld wordt hier De Geus nagevolgd, waar deze op pagina 11 van zijn typoscript stelt: ‘Alles wat we weten is dus dat Joseph Thomas Coenraad, opperchirurg te Soerakarta was, in dienst van de VOC en lijfarts van de Soesoehoenan …’

Dat Joseph Thomas Coenraad lijfarts van de soesoehoenan zou zijn geweest, blijkt volgens de Genealogie Coenraad (zie noot 2) uit ‘de aantekeningen uit de Kraton door Soesoehoenan Pakoeboewono I, in bezit bij mevrouw J. Apon’. Een prachtige bron natuurlijk, die zeker waar het aantekeningen over Europeanen betreft, om publicatie schreeuwt. Nu wil echter het geval dat soesoehoenan Pakoeboewono I regeerde van 1703-1719 (zie: M.C. Ricklefs, Jogjakarta under sultan Mangkubumi 1749-1792. A history of the division of Java (Oxford University Press, London 1974), terwijl Joseph Thomas Coenraad pas in 1753 op Java arriveerde. Pakoeboewono I moet ten aanzien van Joseph Thomas Coenraad dus helderziende zijn geweest.

Gezien het voorgaande heb ik gekeken of dit belangrijke gegeven door in Nederland aanwezige bronnen wordt bevestigd. Dit bleek echter niet het geval. De CBG-collecties Bloys van Treslong Prins en Oost-Indische bronnen en het bovengenoemde testament uit 1796 maken hiervan geen melding. En ook Christiaans vermeldt dit niet, terwijl het grafschrift van Joseph Thomas Coenraad (zie boven) alleen vermeld dat hij gegageerd chirurgijn (volgens zijn testament opperchirurgijn) was.

Dat de stamvader van de Indische Coenraads lijfarts van de soesoehoenan zou zijn geweest, mag dus, zolang het tegendeel niet blijkt, niet als vaststaand worden beschouwd. Aan de andere kant kan dit ook niet volledig worden uitgesloten. Het is immers denkbaar dat de opperchirurgijn die door de in Batavia zetelende VOC-bestuurders te Soerakarta was geplaatst, bij gelegenheid ook door de soesoehoenan is geraadpleegd.

Het hierboven vermelde citaat uit het typoscript van De Geus (pagina 11) gaat als volgt verder: ‘… en dat hij uit dank voor de vele bewezen diensten in 1761 (De Geus weet in het genealogische deel van zijn verslag zelfs de dag – 12 augustus – te vermelden, RdN) mocht trouwen met een dochter van Zijne Keizerlijke Majesteit Pakoeboewana III. Uit deze verbintenis werden maar liefst 6 kinderen gebo[ren].’ Wat die ‘vele bewezen diensten’ precies waren en hoe de prinses heette, vermeldde De Geus niet.

De vorsten van Soerakarta (soesoehoenan) en Djokjakarta (sultan) stamden uit het vorstengeslacht dat eens over het Javaanse rijk Mataram regeerde. De VOC sprak over de vorst van Mataram als de keizer van Java.

Uit het testament van Joseph Thomas Coenraad weten we inmiddels dat diens kinderen niet uit een wettig huwelijk waren geboren. In de Genealogie Coenraad wordt dan ook terecht niet gerept over een eventueel huwelijk terwijl de volgende generatie al even terecht wordt opgevoerd als ‘zijn natuurlijke en geadopteerde kinderen’.

Toch lijkt de samensteller van de Genealogie Coenraad de Solose prinses niet helemaal los te hebben gelaten. Zo lezen we in noot 3: ‘Blijkens verklaringen van afzonderlijke familietakken heeft (onderstreping van mij, RdN) de soesoehoenan van Soerakarta de hand van zijn dochter aan Joseph Thomas geschonken wegens vele verleende diensten. Het is niet bekend of Dophia (zijn huishoudster, die als erfgenaam in het testament uit 1796 wordt vermeld) deze dochter is.’

Door het gebruik van het woord ‘heeft’ kan, mogelijk onbedoeld, de indruk ontstaan dat het hier om een vaststaand feit gaat. Het was volgens mij daarom beter geweest hier te schrijven: Blijkens verklaringen van etc., zou de soesoehoenan etc. hebben geschonken etc.

Dat de Solose prinses op de achtergrond aanwezig is, blijkt ook uit de inleiding van de Genealogie Coenraad. Daar wordt namelijk de naam van de soesoehoenansdochter genoemd: Wullan Sari. Hoe die naam bekend is geworden, bleef voor mij onduidelijk. Bovendien bezit de familie, zo lezen we ook, een foto van haar graf. In het dossier Coenraad (map II) bij het CBG vond ik twee kleurenfoto’s, die vermoedelijk op dit graf betrekking hebben. Op een van die foto’s zijn enkele (twee?) naast elkaar geplaatste liggende grafstenen te zien. Daaroverheen zien we een witte houten, naar boven toe in een punt uitlopende dakconstructie, gedekt door dakpannen, die op dikke, rechthoekige (vermoedelijk stenen) palen rust.

Het geheel vormt als het ware een huisje met een zadeldak en vanaf goothoogte naar beneden toe open wanden. Beide foto’s zijn vanaf dezelfde kant, maar vanuit een andere hoek, genomen en laten, naar ik aanneem, de voorzijde zien. Het driehoekige bovendeel daarvan is afgedicht met planken. Aan dit betimmerde gedeelte is een zwart houten bord bevestigd. Daarop is met rode verf in onregelmatige letters geschilderd: KYAI USRIK / KYAI SURYODININGRAD / NYAI USRIK / NYAI WULAN SARI / INGSUMAREDUKUH / NGENTAK KUTOWANINGUN / SALATIGA / PENGERAN SONGGOBUWANA.

Usrik, Suryodiningrad, Wulan Sari en Songgobuwana zijn ongetwijfeld persoonsnamen. Kyai en de vrouwelijke vorm Nyai zijn in de oorspronkelijke betekenis een Javaanse beleefdheidstitel (geen adellijke titel). Verwanten van de Solose vorsten werden echter als zodanig ook wel aangesproken. Pengeran is een hoge Javaanse adellijke titel en betekent zoveel als prins. Ngentak, Kutowinangun en Salatiga zijn plaatsnamen. De betekenis van Ingsumaredukuh, is mij onduidelijk.

Een merkwaardig toeval is, dat ik in de NRC van 13 juni 2009 in een artikel over importbruiden onderstaande foto aantrof.

2 Wulan Sari

Concluderend mag worden gesteld dat Joseph Thomas Coenraad chirurgijn (laatstelijk opperchirurgijn) in VOC-dienst was met als ‘standplaats’ Soerakarta en dat hij in die hoedanigheid geconsulteerd kan zijn door de soesoehoenan. Of hij de officiële lijfarts van die vorst is geweest, staat volgens mij niet vast.

Hij liet blijkens zijn testament van 1796 geen wettige kinderen na. Zijn universele erfgenamen waren zijn zes natuurlijke, geadopteerde kinderen. Die kinderen hadden mogelijk verschillende (inheemse) moeders. Of de in het testament genoemde huishoudster Dophia een van hen was, is onbekend.

Voor de bevestiging van het familieverhaal dat Joseph Thomas Coenraad getrouwd was of een relatie had met een dochter van de soesoehoenan heb ik geen aanwijzingen kunnen vinden.

Tot slot vermeld ik hier dat in de Genealogie Coenraad nog een adellijke Indonesische vrouw voorkomt, genaamd Radèn Scholastica Maria Ambarijah Tirtodronodiningrat (zie: Genealogie Coenrad, pag. 101). Bij het huwelijk van haar dochter in 1972 te Roermond werd zij vermeld als Scholastica Maria Tirtodronodiningrad, dus zonder de Indonesische adellijke titel Radèn en de voornaam Ambarijah (bron: dossier Coenraad bij het CBG). Op grond waarvan haar de adellijke titel Radèn toekomt, werd mij niet duidelijk.

In dit verband merk ik overigens op dat vrouwen die tot de Indonesische adel behoren, de titel Radèn alleen dragen in combinaties als Radèn Ajoe, Radèn Adjeng, Radèn Roro, Radèn Nganten. De titel Radèn zonder meer, wordt uitsluitend gevoerd door mannelijke leden van de Indonesische adel. Op internet kwam ik de geslachtsnaam Tirtodronodiningrat/ Tirtodronodiningrad alleen tegen in relatie tot de bovengenoemde Scholastica Maria.

Door: Roel de Neve

> KLIK OP DE TITEL VAN DIT ARTIKEL OM EEN REACTIE ACHTER TE LATEN OF OM EERDERE REACTIES TE LEZEN <

2 REACTIES

  1. Dit gaat over mijn grootvader Wat een intressant artikel .bedankt
    ik heb de uitgebreide stamboom van de sultans van 1400. Tot jaar 1980 ook super intressant. Gr esther coenraad

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Please enter your comment!
Please enter your name here

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.